Peasant Autonomy
         Archive          
ga naar de vorige pagina     English     ga naar de volgende pagina
Verhaal 116

Een klein dorpje in Vietnam – 1955 (1)

Klassen-analyse


for bigger picture click on this photo

(Foto: Tldagny)

Vietnam.

“Luister eens, mijn beste zuster Quê, het moet afgelopen zijn. Tôn mag dan je man zijn, je spreekt geen woord meer tegen hem!” Stomverbaasd kijkt Quê haar broer Chinh aan. Tranen springen in haar ogen. “Tôn is alles wat ik heb. Wat heb je tegen hem? Het is je zwager. Ik ben met hem getrouwd.” “Quê, Tôn is de klassenvijand. Hij is een grondbezitter, een uitbuiter. Van nu af aan is het proletariaat aan de macht, samen met de landloze boeren. Wij maken korte metten met de uitbuiters.”

Het is 1955. De Fransen hebben het onderspit gedolven. De communisten hebben gewonnen. Chinh heeft zich een paar jaar geleden aangemeld bij het verzet. Bij de bevrijding kwamen er veel soldaten terug naar de dorpen, maar Chinh niet. Die kwam pas een half jaar later. Hij was tot sectiehoofd benoemd en begon de landhervorming door te voeren, waar de revolutionaire regering toe besloten had.


for bigger picture click on this photo

(Foto: Biggs)

Vietnam.

Quê zit in elkaar gedoken te snikken. “Ik snap er niks van. Je kent het dorp toch. Je weet toch wel wie er deugt en wie niet. Dat weten we allemaal. Tôn zijn familie heeft een paar rijstakkers. Nou en! Ze hebben altijd anderen geholpen, altijd hard gewerkt op het land. In het oogstseizoen hebben ze dagloners, dat klopt. Wat is daar op tegen? Die krijgen behoorlijk betaald en goed te eten. En, en ...” Quê struikelt over haar woorden. Het is een knappe jonge vrouw van een jaar of twintig. Eigenlijk heeft ze een fijn gezicht. Maar het lijkt nu meer op een uitgewrongen vaatdoek.

“Quê, stop nu met dat gesnik”, reageert Chinh geërgerd. “Het gaat om een klassen-analyse. Ik ben sectiehoofd geworden, omdat onze familie nooit een snipper grond in bezit heeft gehad. Vader was kruidengenezer, maar verder hebben we altijd geleefd van werken op het land van anderen. Als iemand het doorgeeft dat mijn zuster getrouwd is met een grondbezitter, is het afgelopen met mij. Een half jaar lang heb ik een kadercursus gevolgd, ik heb alle families van ons dorp ingedeeld naar hun klassenpositie, en ...”

Quê luistert niet meer. Altijd heeft ze van haar broer Chinh gehouden. Tijdens de oorlog heeft ze zo vaak gebeden tot de voorouders om hem te beschermen. Maar nu snapt ze niets meer van hem. Niets.

_______________________

Bron
De roman Blind paradijs (1988) van de Vietnamese schrijfster Duong Thu Huong vertelt over een arm meisje dat opgroeit in Hanoi. Van haar moeder hoort ze de verhalen over het kleine dorp waar deze vandaan komt.



Ga naar:
= deel 2: Burgemeester Duong - een klein dorpje in Vietnam – 1989 (2), verhaal 141.
= de volgende pagina: 'De helft is de helft' - Sardinië, Italië – 1956 (3), verhaal 117.
= de Inhoudsopgave, verhaal 116.